Barthel Brussee
Hoe karton via Courbet en Mondriaan steeds belangrijker werd voor mijn werk.
Op 20 september werd er door de vrienden van ARS een vriendenavond georganiseerd. Meestal koppelen we dat aan een tentoonstelling die dan loopt en deze keer was dat: de ledententoonstelling. Het onderwerp van de vriendenavond was “De drager”. Het materiaal dat het schilderij, (de verf) “draagt”. In de loop der eeuwen is er geschilderd op huid, op o.a. rotswand, op perkament, op papier, op houten paneel, op metaal, op doek.
Daar is veel interessants over te zeggen. Kunsthistorici en specialisten zijn vaak net zo geïnteresseerd in de achterkant van schilderij als in de voorkant. En met reden, want voor onderzoek naar authenticiteit, herkomst en datering, biedt de achterkant een hoop gegevens. De staat van de latten, de spietjes, de spijkertjes, of nietjes, de grondering, de stickertjes van galeries of collecties waar het schilderij ooit geweest is, alles kan van belang zijn.
Als schilder ben ik zelf, erg gecharmeerd van het gebruik van karton als drager. Het is goedkoop, licht en toch stevig materiaal, en mits goed gegrond, uitstekend geschikt om op te schilderen. Omdat ik vaak buiten aan de slag ga, en mij dan per fiets verplaats, is karton, vooral voor kleine formaten, de ideale drager voor mij. Ik sta er inmiddels om bekend: ik schilder op verpakkingsmateriaal van Albert Heijn, en dan specifiek, op de dozen, special flakes pure chocolade. Ik knip de voor- en achterkant van de doos, smeer ze in met een laagje gesso, en met een flink stapeltje karton in de fietstas, trek ik Europa door om schilderen wat er op mijn (fiets-)pad komt.
Maar er is meer, het is niet alleen om praktische redenen, waarom ik voor karton kies. Ik ben altijd gefascineerd geweest door het romantische beeld van de eenzame zonderling, die gewapend met een kist attributen, het veld intrekt, om daar te gaan schilderen. Ik weet dat het een gecreëerd beeld is, en zwaar geromantiseerd, maar ik vind het aantrekkelijk, en het past bij me. Er is zo’n schilderij van Gustave Courbet, dat dat beeld perfect vastlegt. Het staat bekend als “Bonjour monsieur Courbet”, rond 1850 gemaakt, en het laat Courbet zelf zien, op weg om rond Montpellier ergens te gaan schilderen, en toevallig zijn meceanas en diens bediende daar tegenkomt. Een raar maar bijzonder schilderij, vind ik, en ik heb het zelf een keer (met een kwinkslag) mogen interpreteren.
In het verlengde daarvan ben ik me steeds meer gaan verdiepen in de werkwijze van Piet Mondriaan en dan vooral de periode dat hij buiten werkte in de omgeving van Abcoude, langs het Gein. Iedereen kent die schilderijtjes wel: het ademt de traditie van toen, maar als je goed kijkt, zie je een enorm verlangen naar een radicaal andere aanpak. Dus net als Piet ben ik langs het Gein gaan fietsen, heb ik mijn attributen tussen het riet opgesteld, en de Broekzijder molen geschilderd.
Zodoende wilde ik weten, hoe hij dat praktisch aanpakte, en jawel, daar zijn gegevens over. Het kunstmuseum Den Haag, dat heel veel van die Mondriaans uit die periode bezit en toont, heeft ook een klein krabbelig, snel tekeningetje van Simon Maris, dat de aan het Gein schilderende collega Piet Mondriaan vastlegt. Die tekening is nog steeds als ansichtkaart verkrijgbaar in de Bookshop geloof ik.
Bij het zien van dat tekeningetje slaat mijn fietsershart natuurlijk direct over, want Mondriaan zit overduidelijk op zijn fiets, die hij speciaal daarvoor had aangepast, met extra standaards en speciale zelfgebouwde constructies om zijn drager te kunnen vasthouden. En jawel, Piet Mondriaan maakt veelvuldig gebruik van karton! En als fietser en productieve schilder begrijp ik die keuze helemaal. Sindsdien gaat er altijd een stapeltje mee in de fietstas als ik er weer op uit trek.
Piet en ik zijn trouwens in goed gezelschap, want andere groten der aarde, hebben ook de attractieve kwaliteiten van karton weten te waarderen. Een paar voorbeelden: Pablo Picasso maakte er graag gebruik van. Ik denk omdat juist dat lullige karton uitstraalt dat het volstrekt waardeloos weggooi-materiaal is, maar eenmaal aangeraakt door de creatieve geest van de meester, plotseling verandert in een onbetaalbaar kunstwerk, dat met de grootste zorg behandeld moet worden.
Ik denk ook aan de Brillo-dozen van Andy Warhol. Het effect van het werk is toch mede zo sterk, omdat het bestaat uit materiaal dat we dagelijks beethouden, gebruiken en daarna weer in de papierbak kieperen.
Ik noem ook graag de kartonnen doos van Joseph Beuys, de meest onooglijke en lullige drager die je maar kunt bedenken, wordt door een kleine ingreep, de bekende typische plark vet van Joseph Beuys, opeens een ijzersterk beeld.