Langs de Kunstroute Leiden 2022
door: Michael van Hoogenhuyze
Beschouwen van kunst kan een bijna meditatieve bezigheid zijn. Het kunstwerk is dan een orakel voor ons. Kijkend en denkend ontdekken we hoe die wereld in elkaar zit. Hoe is dat mogelijk? Een kunstwerk laat niet alleen de worsteling en het creatieve proces van de kunstenaar zien, maar ook de eigenschappen van het gehanteerde materiaal. Dat materiaal treedt zelfstandig op als een onafhankelijke partij en gaat een dialoog aan met de maker, net zo lang tot het materiaal een kunstwerk is geworden en op zichzelf kan staan.
Het is verwant aan een spel, maar het resultaat lijkt een voorstel om een model van de wereld te tonen. Daardoor krijgen veel kunstwerken een bijna religieus karakter.
Maar meestal bekijken we de dingen snel en vluchtig. Dat is zeker niet verkeerd. Ook bij zo’n snelle beschouwing valt er veel te ontdekken. Zoiets heb ik een paar weken geleden meegemaakt. In onze stad Leiden was er de Kunstroute 2022. Meer dan 150 kunstenaars presenteerden hun werk. Je kunt er maar een paar bezoeken. Maar bij zo’n tocht langs ateliers is er ontzettend veel mee te maken en te leren.
Om te beginnen het verschijnsel atelierroute in het algemeen. Een grote groep geïnteresseerden trekt door te stad naar uithoeken die doorgaans nooit bezocht worden. Op die ‘vergeten’ plaatsen blijken kunstenaars allerlei onverwachte ideeën en vormen uit te werken. De stad toont een creatieve identiteit en lokt met deze route, compleet met vaandels, posters, boekjes en kaartjes de bevolking door de stad. We zien hoe kunst identiteit kan versterken, in dit geval de identiteit van de stad Leiden als geheel.
Maar we leren vooral van de presentaties van de kunstenaars, in het bijzonder door de grote contrasten.
Het werk van Fenny van de Wal roept herinneringen op. In mijn jeugd gingen we enige malen op vakantie in de Vechtvallei van Overijssel. Een aantal schilderijen van Fenny roepen de herinnering aan dat gebied op, de Vecht en de Regge in de omgeving van Ommen. Een omgeving die voor haar zeer vertrouwd is.

De kleurbehandeling is dusdanig dat we bij haar schilderijen direct ook aan een specifieke sfeer denken. De kleuren worden aangeduid, niet bewust gekozen en ingevuld. Die kleuren ontstaan ook niet doordat de getoonde materialen een bepaalde kleur hebben, maar door het spel van het licht op de materialen. Het zijn kleuren die ontstaan door toevallige lichtval en spiegeling. De manier van schilderen is bij Fenny ook steeds zodanig dat de kleur wordt gesuggereerd in plaats van dat hij ondubbelzinnig wordt gegeven. De kleur doet denken aan de kleurwerking in sommige veldspaat kristallen, vooral labradoriet. Daar kunnen kleuren oplichten door de manier waarin het licht erop valt. Je kunt zeggen dat bij Fenny de kleuren niet worden gegeven, maar dat ze geschilderd worden op het moment van ontstaan.
Soms hebben de schilderijen een herfstachtig karakter. De bekendste suggestie van herfst ken ik van de plaatjesalbums van Verkade, in het bijzonder het album met paddenstoelen. Dat album kende ik al als kind. De herfstkleuren met daarin
die oplichtende mysterieuze paddenstoelen. Tijdens de tentoonstelling “Bilderstreit” uit 1989 in Keulen zag ik schilderijen van Per Kirkeby die ik ook meteen associeerde met die plaatjes van paddenstoelen. Daaruit sprak een sfeer die voorbij alle vormen en voorstellingen een eigen leven kon leiden. In een enkel schilderij van Fenny trad die sensatie opnieuw op. Het oproepen van die sfeer maakt niet alleen dat je bepaalde schilderijen een plaats kunt geven. Het maakt dat schilderijen zonder ergens op te lijken herinneringen kunnen oproepen, je zelfs bewust kunnen maken van indrukken die je was vergeten. En zo neem je die nieuwe ordening in je geheugen naar huis. En je merkt dat je een klein beetje ‘sterker’ bent geworden.

Het bezoek aan Marije Mommers bracht me in een totaal andere wereld. Haar expositie bestond uit twee delen. Het is trouwens interessant om te zien hoeveel invloed een goede opstelling van werk kan hebben. Het is ook meteen het probleem bij een atelierpresentatie. Vaak is het rommelig en heterogeen wat er getoond wordt. Marije zag de kans om een zaal te gebruiken. Het werk werd meteen krachtiger, verwant aan Magritte. De schilderijen vormden een verzameling van uitspraken over of met vogels. Bijpassende titels gaven een richting aan waar je de betekenis van het werk moest zoeken. De betekenis van de werken werd versterkt door laconieke onderschriften, weinig opvallend, maar als je er een paar hebt gelezen wil je ze verder niet missen. De vogels zijn elementair uitgebeeld, vaak alleen een silhouet, slechts de kop van een vogel, robuust en vooral zwijgend. De vogels zijn een vreemd soort portretten, maar ook momenten van stilte. Het lijken wel zwijgende uitroeptekens. Die stilte wordt doorbroken door een titel, een toevoeging of de plaatsing in het vlak. Na een langere tijd kijken ontstaat het verhaal door de extra gegevens die zijn toegevoegd. De schilderijen vormen een verzameling van zwijgend gesuggereerde betekenissen.
De manier van schilderen is strak zonder zichtbare penseelstreek, absoluut niet schilderachtig, zou je zeggen. Het onderwerp is belangrijker dan een handschrift.
Het andere gedeelte van haar expositie is totaal anders. Het zijn grove schetsen van stadsgezichten. In de meeste gevallen is de weergegeven plek voor de Leidenaar goed te herkennen. De penseelstreek is los, maar tegelijkertijd stevig. De motieven zijn enigszins vervormd doordat schuine lijnen meer neigen naar horizontale en verticale lijnen en zo rechte hoeken met elkaar maken. Het resultaat krijgt een eigen ritme. Je zou kunnen zeggen dat Marije in haar tekeningen vooral het ritme van een stadsgezicht schildert.
De twee groepen kunstwerken zijn een manifestatie van twee grondhoudingen. In de vogelschilderijen toont Marije een motief dat ze gedacht heeft, in de stadsgezichten gaat het om motieven die ze gezien heeft. Het lijkt heel simpel. Maar het is een groot raadsel. Hoe kun je een schilderij maken waarvan je zeker weet dat het motief niet gezien maar bedacht is, en waarom is een tekening zeker een registratie van iets wat gezien is? Kun je daarbij niet liegen? Blijkt dit telkens weer? De bijna nuchtere maar vrolijke kunstwerken van Marije zijn achteraf gezien ook een groot raadsel. Op dat moment zijn ze niet nuchter en vrolijk meer en gaat het hierboven vermelde zwijgen de overhand krijgen.


Het contrast met het werk van Fenny van de Wal is treffend. Bij Fenny ontstaan kleuren in een lang proces van zien, schetsen en fotograferen naar selecteren van details en schilderen. Er is een lang proces van transformatie en vertolking en Fenny begint met schilderen door ergens in dat proces in te grijpen. Steeds schildert ze niet de kleuren van de dingen maar het licht op de materie en de reflectie daarvan. We zijn getuige van het zoeken in deze schilderijen, bij Marije maken we niet haar zoeken mee, maar haar beslissingen.
En dan blijken er nog meer manieren van kijken en weergeven te bestaan. Marlies van Boekel is al jaren bezig met reflectie van de wereld in het water. Daarbij maakt ze gebruik van schilderen, fotografie en film. Steeds gaat ze uit van een specifieke inhoud, de verbouwing van de Lakenhal, de spiegeling van de Lakenhal in het water van de gracht gedurende een jaar, een fotoserie van de Singelroute, gespiegeld in het water. Maar regelmatig kiest ze ook voor politieke en maatschappelijk geladen standpunten. Dat lijkt heel verschillend van haar ‘romantische’ foto’s. Maar dan blijkt al haar werk toch doordrongen te zijn van haar maatschappelijke betrokkenheid. In haar werk is altijd een heftigheid en dynamiek te bespeuren die zonder haar engagement nooit naar boven zou komen. Haar betrokkenheid is de inhoud van haar werk, waarbij ze soms in de landschappelijke motieven, een wereld toont die, net als bij Marije Mommers, gezien is. Het licht is een essentieel onderdeel van haar werk, zoals bij Fenny. Maar bij Marlies is het eindresultaat vaak een transparante foto. Daarbij is ze steeds afhankelijk van het licht van dat specifieke moment. Die afhankelijkheid maakt dat Marlies soms het gevoel heeft dat de wereld zelf de beelden maakt. De kunstenaar heeft slechts de taak om die beelden te ‘verzorgen’; de natuur als schepper. Een paar jaar geleden heb ik gezien dat in het werk van Marijk Gerritsma precies zo de natuur de rol had van schepper van motieven, de wereld als een grote grafiek-werkplaats.

Bij het werk van Hans de Bruijn vertoont de figuratie weer een totaal andere benadering. Hans hanteert een penseelstreek die bijna onstuimig genoemd kan worden. De losse manier van schilderen is ook een verwijzing naar het klassieke olieverfschilderij van schilders als Rubens, Velazquez of Frans Hals. Het geeft aan schilderijen een bijzonder karakter. Als Hans een bureaulampje schildert krijgt het door de gehanteerde penseelstreek het karakter van iets heroïsch. En dat is naast ‘verheven’ tegelijkertijd grappig.

Associaties met het werk van Hans gaan twee kanten op. Het is verheven en subliem, passend bij academische schilderijen. Maar het heeft ook iets brutaals en grofs door de combinatie van de inhoud van de voorstelling en de schilderwijze. De brutaliteit wordt versterkt door in veel schilderijen wat kleur betreft bewust te kiezen voor een combinatie van zwart met een zeer heldere overheersende kleur. Rood, lichtblauw, roze of paars komen voor en botsen met zowel voorstelling als de heftige penseelstreek. De kleur draagt niet de voorstelling maar treedt op als signaal. De gelaagdheid van het werk wordt nog sterker als we kijken naar de onderwerpen. Hans toont heel vaak motieven die een rol hebben gespeeld in het verleden. Rembrandt, Monet, Friedrich portretten of interpretaties van werken van hun hand. In zijn werken toont hij zijn interpretatie van de manier waarop zijn helden de wereld om hun heen zagen. Het werk van Hans ziet er absoluut niet ‘ouderwets’ uit, maar het roept wel een besef van geschiedenis op. Het is daarmee werk dat nauw verbonden is met de periode waarin historisch besef groeide, de Romantiek. Het geeft de indruk dat Hans zonder geschiedenis niet zou kunnen schilderen.
Op de dag van de atelierroute toonde Hans een andere persoon die hem intrigeerde: Joseph Beuys. Daarbij toonde hij ook momenten uit het leven van Beuys zoals deze het later vertelde. Beuys had gevochten tijdens de tweede wereldoorlog en was tijdens een vlucht boven De Krim neergestort.Toen raakte hij zwaar gewond maar is gered. Of dit allemaal is gebeurd, is maar de vraag. Maar het is een belangrijk verhaal rond het oeuvre van Beuys. In het atelier van Hans waren schilderijen te zien van Beuys en van het vliegtuig waarmee hij was neergestort. Of het schilderij van de Stuka helemaal klopt kan ik niet beoordelen. Maar het zijn indringende schilderijen.

Vreemd genoeg lijken Marije Mommers en Hans de Bruijn nog het meest aan elkaar verwant te zijn. De motieven zijn gedacht, niet gezien, hooguit ontleend aan voorstellingen van andere kunstenaars en fotografen. De kleur is bewust gekozen en toegepast als bij een ontwerpproces, een kleur met een betekenis. Zelfs tonen allebei een zekere ironie. Alleen het element geschiedenis speelt bij Marije geen rol.
In mijn omgeving ken ik nog een schilder die bewust met geschiedenis bezig is. Ik bedoel Christiaan van Tol. Hij schildert situaties die ontleend zijn aan teksten van rond het begin van de Romantiek. Hij verdiept zich in een tijd en gebruikt de motieven voor een eigen verhaal. De kijker ziet een schilderijen van Van Tol en een voorstelling of een situatie die lijkt te verwijzen naar tweehonderd jaar geleden.
De wereld of de natuur als beeldmaker, het vinden van kleur tijdens het schilderen, of het bewust ontwerpen en kiezen van een kleur, motieven die gezien zijn en thema’s die bedacht zijn. Door zo’n bezoek heb ik meteen een les gehad in het beschouwen van verschillende vormen van figuratie.
Zo’n kunstroute is een optimistische gebeurtenis.
Dit artikel is geschreven door Michael van Hoogenhuyze en als eerst gepubliceerd op MUZISCHDENKEN