Op 21 juli is de expositie Heldin geopend met een interessante toespraak van Henriëtte van der Linden, voorzitter van Beelden in Leiden. Zij ging in de expositie She Said van Beelden in Leiden op de Hooglandse Kerkgracht, waarbij Heldin aansluit en op de positie van vrouwelijke kunstenaars.
Opening – Heldin, 21 juli 2024
Henriëtte van der Linden- voorzitter Stichting Beelden in Leiden
De beelden expositie die BIL dit jaar organiseerde brengt vrouwen die in het verleden een belangrijke rol speelden terug in de openbare ruimte. Het verhaal zal velen van u al bekend zijn. Curator Lieneke Hulshof stuitte met haar onderzoek naar de Hooglandse Kerkgracht op een krantenartikel uit 1987, waarin verslag werd gedaan van een beraadslaging in de raadscommissie cultuur over het voornemen van het college van BenW om een beeld van gravin Ada op de Hooglandse Kerkgracht te laten maken.
Het was de tijd, eind jaren 80, dat er veel initiatieven genomen werden om de achterstand van vrouwen op veel terreinen te verkleinen. In de wijk Stevenshof werden op een enkele uitzondering na alle straten vernoemd naar een vrouw. De gedachte dat er geen bekende vrouwen waren, die een plaats in de openbare ruimte verdienden, was in een klap omver gegooid. Meer dan 150 vrouwen traden uit de schaduw. Het beeld van Ada kwam er echter nooit.
Met de tentoonstelling She Said voegen de kunstenaars opnieuw het verhaal toe van een aantal vrouwen die aandacht verdienen.
We zijn blij met de samenwerking met Ars Aemula die de fakkel overnam om meer heldinnen te tonen.
Vandaag wil ik stilstaan bij de positie van vrouwelijke kunstenaars die ondanks alle vooruitgang nog steeds een achterstand hebben in zichtbaarheid, aankoop, beloning en waardering voor haar kunst.
Afgelopen voorjaar vond de presentatie plaats van een onderzoek naar de positie van vrouwelijke kunstenaars door de Boekmanstichting in opdracht van het Niemeyer fonds. Waar er nog steeds stemmen zijn dat de emancipatie van vrouwen voltooid is bleek opnieuw dat er nog een lange weg te gaan is. Een kleine greep uit de resultaten.
- Het verschil in beloning is bijna 20 %
- Op het gebied van representatie, niet alleen in musea denk ook aan de galeries, hebben vrouwen een achtergestelde positie- het gaat dan over de samenstelling van de collectie en hoe en welke werken gerepresenteerd worden.
- Er is een verschil in aankoopprijs
- Voor de geïnteresseerden- het hele rapport staat online!
Deze harde feiten die via onderzoek naar buiten kwamen spreken voor zich. Ik ga wat nader in op de conclusie van de representatie, want hoe komt het dat veel vrouwelijke kunstenaars zo lang onzichtbaar bleven of pas op late leeftijd erkenning kregen?
Er zijn vele verhalen die ons afgelopen jaren bereikt hebben waarin tipjes van die sluier opgelicht worden.
Wie kent intussen niet het verhaal over het urinoir “The fountain” van Marcel Duchamp? Maar was het wel Duchamp of zoals andere bronnen aangeven was het de vondst van Elsa von Freytag- Lorenhoven?
Elsa was een dada kunstenares, een opvallende verschijning die met haar activistische lichaamskunst de nodige conventies doorbrak. Volgens haar biograaf Irene Gammel was zij degene die begon met ‘gevonden objecten’ tot kunst uit te roepen. Zij maakte in die tijd mini installaties van gevonden objecten, vuilnis die ze op straat vond. Volgens haar biograaf bracht zij onder het pseudoniem R.Mutt de Fountain in voor een expositie in New York -waar het geweigerd werd.
Aanvankelijk blijft de naam van de maker geheim maar in 1935 brengt André Breton het verhaal in omloop dat het van Marcel Duchamp was. Deze ontkent dat niet maar strooit meerdere verhalen rond. In de jaren vijftig en zestig werd Duchamp zeer populair. Toen ging hij uitdrukkelijk claimen dat dat urinoir, de Fountain, van hem was. Echter in 1982, na zijn dood, dook een brief uit 1917 op van Duchamp aan zijn zus waarin hij zegt dat Elsa dat werk gemaakt heeft. Hij schrijft: “Een van mijn vriendinnen heeft onder en mannelijk pseudoniem, Richard Mutt, een porseleinen pissoir als sculptuur ingezonden, het was totaal niet onzedelijk, helemaal geen reden om dat te weigeren.”
Een wellicht deels nog onbekender verhaal betreft de beroemde schilderijen van Mondriaan die de voor ons allen bekende Composities ontwierp. Kunsthistorici zijn intussen verdeeld over de vraag wie als eerste met het gebruik van de dubbele lijn begon. Was dat Mondriaan of Marlow Moss. Geboren in Londen nam zij als 25 jarige deze genderneutrale naam. Zij leerden elkaar kennen in Parijs en hadden veel contact. Ze beïnvloedden elkaar en de meningen lopen uiteen wie de grootste invloed op wie had. Wel weten we uit onderzoek (van Floretta Dijkstra )dat Moss de dubbele lijn introduceerde en dat Mondriaan in zijn brieven aan Moss aanvankelijk heel sceptisch stond tegenover de dubbele lijn. Hij begreep ook niets van de wiskundige onderbouwing waarmee Moss haar theorie vergezeld liet gaan. Aldus onderzoeker Floretta dijkstra.Wat wel duidelijk is dat Moss minder bekend is geworden dan haar mannelijke collega. Haar levensstijl en relatie met de getrouwde schrijfster Netty Nijhof, welke werd afgekeurd door critici, kan volgens sommige kunsthistorici mede als oorzaak gezien worden.
Dit zijn 2 voorbeelden waarin de vrouwelijke kunstenaar in de schaduw bleef van haar mannelijke collega.
Helaas zijn er ook voldoende voorbeelden van vrouwen die in de schaduw van hun eigen man bleven.
Gisteren was ik in museum No Hero in Delden waar in een prachtige tentoonstelling de Neue Wilde en de Leipziger Schule in combinatie met elkaar gebracht worden. Tot mijn verrassing ontdekte ik daar het werk van Rosa Loy. Haar werk hangt in combinatie met het werk van haar man, Neo Rauch. De laatste heeft ook in Nederland veel bekendheid maar Rosa Loy was voor mij nog onbekend. Dat kan natuurlijk aan mij liggen maar als ik hier rondkijk zie ik dat slechts een enkeling haar naam kent. Rosa schildert voornamelijk vrouwen en natuur en nodigt mij uit tot nader onderzoek.
Andere voorbeelden van vrouwen die in de schaduw van hun man bleven zijn Lee Krasner- partner van jackson Pollock, Sophie Teuber-Arp- partner van Jean Arp en Josephine Hopper- partner van Edward hopper.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden hoe in de praktijk de kunst van vrouwen onderbelicht bleef, bewust of onbewust genegeerd werd of door critici niet op genderneutrale manier bekritiseerd werd.
Gelukkig is er een Kentering zichtbaar- meer vrouwelijke kunstenaars krijgen een solo tentoonstelling- er is in een aantal musea een bewuster aankoopbeleid waarbij soms een quotum gehanteerd wordt -Er zijn meer vrouwelijke directeuren- en curatoren die hun stempel drukken op het aankoop- en tentoonstellingsbeleid in musea. Door een nieuwe generatie feministen en schrijvers en docenten wordt meer en meer aandacht gegeven aan de achterstand in kennis over vrouwelijke kunstenaars.
Maar aandacht blijft nodig, daarom is deze tentoonstelling een welkome aanvulling om heldinnen te tonen. Ik ben blij dat niet alleen de vrouwelijke kunstenaars hun heldin eren maar eveneens jullie mannelijke collegakunstenaars de heldin verbeelden.
Anne Wil vroeg mij welke heldin ikzelf zou willen benoemen?
Graag wil ik eer betonen aan die vrouwelijke kunstenaars die tegen de verdrukking/ontkenning in, hun artistieke werk voortgezet hebben en vaak op latere leeftijd alsnog hun erkenning kregen.
Ik noem enkele van de 60-70-80 en 90 plussers die pas op late leeftijd voluit erkenning kregen
Iza Gensken, Monir Shahroudy Farmanfarmaian en tot slot Louise Bourgeois die pas op 70 jarige leeftijd in 1982 haar eerste retrospectief kreeg.
Ik wens U allen een even mooie toekomst als kunstenaar.