Over ARS
Ars Aemula Naturae (“de kunst wedijvert met de natuur”) is een kunstenaarsvereniging met ongeveer 90 leden. De vereniging is opgericht in 1694 door Willem van Mieris en Carel de Moor als het ‘Leids schilder- en tekengenootschap’. Het doel was ‘beeldend kunstenaars de gelegenheid bieden zich verder te bekwamen in hun vak’ en ‘het verspreiden van kennis van beeldende kunst in Leiden en omgeving’. Beide doelen zijn nog steeds van toepassing.
Activiteiten
Exposities
De vereniging beheert een eigen galerie waarin jaarlijks minstens 12 tentoonstellingen van leden en niet-leden worden georganiseerd. Alle leden van ARS kunnen – onder voorwaarden en in overleg met de tentoonstellingscommissie – hun werk exposeren bij ARS. Daarnaast wordt er jaarlijks een tentoonstelling georganiseerd van leden en een tentoonstelling van nieuwe leden.
Cursussen
De vereniging verzorgt ook cursussen en andere activiteiten voor een breder publiek. De cursussen, waar jaarlijks ongeveer 450 mensen aan deelnemen, zijn ondergebracht in een ‘academie’. Het cursusprogramma is vooral gericht op amateurs maar ook professionele kunstenaars bekwamen zich bij ARS verder in hun vak. De academie organiseert jaarlijks verschillende open dagen waar werk van cursisten te zien is.
Wat is ARS?
Missie
ARS wil de kwaliteit van de actuele beeldende kunst in Leiden e.o. bevorderen door een ontmoetingsplaats te zijn voor beeldend kunstenaars en hun publiek, discussies te organiseren, kwaliteit uit te dragen en te tonen en de beste amateuristische kunstbeoefening te verzorgen.
Doelstellingen
- het verenigen van beeldend kunstenaars teneinde uitingen van beeldende kunst en de maatschappelijke waardering daarvoor in Leiden en omgeving te bevorderen;
- beeldend kunstenaars de gelegenheid te bieden zich verder te bekwamen in hun vak;
- het verspreiden van kennis van de beeldende kunst in Leiden en omgeving te bevorderen door middel van onder meer (maar niet beperkt tot) het (doen) organiseren van tentoonstellingen van leden en niet-leden;
- het bevorderen van de instandhouding van het pand Pieterskerkgracht 9A te Leiden en het behouden van dit pand voor de uitoefening van de voornoemde doelstelling en activiteiten van de vereniging;
en al hetgeen met vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
Het gebouw Pieterskerkgracht 9A
De vereniging Ars Aemula Naturae (ARS) is gehuisvest in een Rijksmonument aan de Pieterskerkgracht in Leiden. Van oorsprong was het onderkomen van ARS een groot particulier woonhuis met voor-tussen-en achterhuis en bestaat uit een ensemble van bouwdelen aan een binnenplaats. Het karakteristieke pand heeft een lange geschiedenis en bevat zeldzame historische elementen.
Het is moeilijk precieze bouwjaren op de verschillende onderdelen te plakken. Het samenstel van bouwonderdelen is in de loop van de eeuwen door de verschillende bewoners en gebruikers aangepast en van toevoegingen voorzien.
De eerste delen van het woonhuis zijn waarschijnlijk in 1543 door Adriaen Dircxz.van Crimpen gebouwd met een tuingevel aan de Pieterskerkgracht. Hij kwam uit een aanzienlijk geslacht en werd in 1537 tot baljuw en dijkgraaf benoemd. De kruiskozijnen zijn in 1897 naar de Lakenhal overgebracht. De gebrandschilderde ramen zijn te bewonderen in het Parijse Museé des Beaux Arts.
In 1620 is het huidige voorhuis met de Saeghmolenzaal aan de Pieterkerkgracht gebouwd met een cassettenplafond uit 1653. Omstreeks 1653 is het fraaie cassettenplafond vervaardigd door M. Sagomole in opdracht van de lakenkoopman Abraham le Pla, die met zijn echtgenote waarschijnlijk vanaf 1652 woonde aan de Pieterskerkgracht. Tijdens de restauratie in de periode 1979-1982 is onder een stuclaag dit plafond tevoorschijn gekomen. Het plafond dat is gerestaureerd in 2019, bestaat uit twaalf grote vakken met aan beide zijden een viertal kleinere. De huidige entree aan de Pieterskerkgracht is in 1622 gebouwd.
In de voorgevel is in de teksten RVST BAART LVST en LVST MET GODT RVST op natuursteenplaten het jaartal 1620 van de bouw verwerkt.
Het achterhuis aan de Schoolstraat is van rond 1650. Het aanliggende grote trappenhuis is in 1690 is gebouwd. In 1940 is de oorspronkelijke lichtkoepel verwijderd. De in 2019 gerestaureerde gemarmerde kastenwand op de verdieping is in de stijl van het Hollands Classicisme en stamt uit begin 1700. De nu aanwezige karakteristieke betimmeringen in de Stijlkamer op de begane grond zijn in 1735 aangebracht.
Het pand verliest de woonfunctie in 1856 wanneer er een ‘Tuschenschool op Christelijke grondslag voor mindervermogenden’ wordt gevestigd. De school gaf vanaf 1859 ook onderdak aan de Leidsche teken- en schildersacademie ‘Ars Aemula Naturae. In opdracht van mr. Jan Kneppelhout vindt er in 1861 een verbouwing plaats met een nieuwe ingang voor de school in de Schoolstraat. Gelijktijdig werden het gymnastieklokaal en de woningen aan de Pieterskerkgracht 5 en 7 gebouwd.
Op 29 maart 1904 werd het gebouw door de weduwe U.M. Kneppelhout gelegateerd aan de stichting ‘Het Gebouw op de Pieterskerkgracht”. Onder voorwaarde dat ARS blijvend gebruik kon blijven maken van het gebouw. De Tusschenschool werd in 1922 op last van de onderwijsinspectie gesloten. ARS bleef in de gebouwen gehuisvest.
In de periode 1979-1982 is het gebouw zorgvuldig gerestaureerd en aangepast aan de toenmalige eisen van de tijd.
Pieterkerkgracht 9A is een karakteristiek en historisch belangrijk gebouw dat zich door de vele aanpassingen in de afgelopen eeuwen steeds gevoegd heeft naar de veranderende behoefte van haar bewoners en gebruikers. Het pand heeft sinds 1859 een onlosmakelijke band met de teken- en schilderacademie Ars Aemula Naturea.
ARS heeft de beschikking over 6 grotere ruimtes waar de cursussen in de verschillende disciplines kunnen worden gegeven. De Saeghmolenzaal met het cassettenplafond wordt vooral als expositieruimte gebruikt. De Stijlkamer, oorspronkelijk de bestuurskamer, is nu een representatieve ruimte voor bijeenkomsten en presentaties.
Geschiedenis
Beknopte geschiedenis van
De Leidse Tekenacademie
In of kort voor 1694 werd de Leidse Tekenacademie gesticht. De Leidse Tekenacademie was de tweede in zijn soort. In Den Haag was in 1656 de kunstenaarssociëteit Pictura ontstaan uit onvrede met de bestaande gilde-structuur. In 1682 besloten de leden van Pictura een academie op te zetten. Kunstenaars, die lid waren, konden ´s avonds tekenen naar model. Als grondleggers voor de Leidse Tekenacademie kunnen Willem van Mieris, Carel de Moor en Jacob van Toorenvliet worden beschouwd. Willem van Mieris was de zoon van Frans van Mieris die een leerling was van de Leidse schilder Gerard Dou. Willem van Mieris en Carel de Moor hebben lange tijd leiding gegeven aan de Leidse Tekenacademie en hebben door hun eigen roem de naamsbekendheid van de Tekenacademie vergroot.
In de loop van de 18de eeuw kwam hierin een verandering. In de stad Leiden waren minder beeldend kunstenaars beroepsmatig actief en dat had zijn weerslag op de Academie. Na 1750 nam het ledental af. De belangrijkste activiteit bestond uit tekenavonden op de Rijnsburgerpoort. Ook kunstenaars die de opleiding nog niet hadden voltooid konden aanwezig zijn bij deze tekenavonden.
Oprichting van Ars Aemula Naturae
In 1799 werd Ars Aemula Naturae (de kunst wedijvert met de natuur) opgericht. In deze nieuwe vereniging konden kunstlievenden uit de betere standen samen met beroepskunstenaars zich theoretisch en praktisch aan de kunst wijden. Op 8 juli 1799 vond de eerste vergadering plaats. Meerdere keren per week zou men bij elkaar komen om naar model en pleister te tekenen en onderlinge beschouwingen over beeldende kunst te houden. Vier keer per jaar werden er grote kunstbeschouwingen georganiseerd. Uit het volgende citaat uit de oprichtingsvergadering moge blijken dat er een einde moest komen aan het tijdperk van verval: “Koomt waardige kunstgenoten,laat ons ijverig zamenwerken, dat de kunst in ons Vaderland weder bloeije als voorheen!”.
De universiteit gaf een jaarlijkse subsidie van ƒ 500,–
19de eeuw
David Pierre Humbert de Superville en Jacobus Ludovicus Cornet.
David Pierre Humbert de Superville werd geboren in 1770 als zoon van een portretschilder. Hij bezocht de ”Vrije Tekenacademie” in Den Haag. In 1812 werd Humbert die veel gereisd had aangesteld als docent bij ARS en in 1814 werd hij benoemd tot lector Italiaans en Frans aan de universiteit van Leiden. In 1822 kreeg hij de opdracht van de universiteit om een plan te ontwerpen voor de ordening en catalogisering van prenten uit de nalatenschap van de weduwe van verzamelaar Jean Theodore Royer. Omdat Humbert niet alle werkzaamheden kon combineren heeft hij in 1823 zijn ontslag aangeboden als tekendocent. Bekend is hij geworden als grondlegger en directeur van het Leidse prentenkabinet, als schrijver en kunstenaar.
Jacobus Ludovicus Cornet werd geboren in 1815 in leiden. Cornet kreeg enige bekendheid als historieschilder. Ook was hij geen onverdienstelijk tekenaar en onder zijn leiding kwamen in het midden van de 19de eeuw de tekenlessen bij ARS weer tot bloei. De lessen verplaatsten zich naar de Pieterskerkgracht 9. Mr Johannes Kneppelhout (“Klikspaan”) stelde een deel van het woonhuis beschikbaar voor tekenlessen. Opnieuw ging het aan het eind van de 19de eeuw bergafwaarts met ARS. In 1878 trad Cornet af als directeur en leraar na 29 dienstjaren. In 1878 werd de jonge George Hendrik Breitner als leraar aangesteld maar hij zou slechts een jaar in dienst blijven omdat zijn lessen “geen resultaat opleverden”.
20ste eeuw
In het begin van de twintigste eeuw bevond de vereniging ARS zich opnieuw in een moeilijke situatie. Vooral professor J.P. Blok zette zich volledig in om ARS te behouden. In 1913 schreef hij in het Leidse Jaarboekje een gedegen studie over ARS en toen in 1923 de afbraak dreigde van het gebouw, drong hij met klem in het bestuur en de gemeente erop aan te protesteren tegen de sloop van “de schoone gevel”. Ook verzette hij zich tegen het plan om ARS op te heffen wegens een onvoldoende belangstelling en een gebrek aan leden.
In de jaren 30 beschikt ARS over twee docenten: mevrouw Olga van Iterson-Knoepfle en de heer Goosen Egbert Bouwmeester. Bouwmeester werd lid van de NSB en droeg regelmatig vanaf 1938 een WA uniform. Hiermee dreigde ARS in nazi vaarwater te komen. Ook mevrouw van Itterson- Knoepfe koos de zijde van de bezetter. Op 28 november 1940 schrijft Bouwmeester een brief aan de voorzitter, de heer de Gelder, waarin hij eist dat “…vrijmetselaars en joden uit het bestuur verwijderd moeten worden, daar hij anders bij de gemeente geen subsidie voor ARS meer zal kunnen krijgen”. Het antwoord was kort maar krachtig: ” het bestuur gaat er niet op in”. Hiermee beëindigden de werkzaamheden van het bestuur.
Jan Wolkers
In de roman Kort Amerikaans beschrijft Jan Wolkers de heer Bouwmeester en zijn onderduiktijd in het ARS gebouw tijdens de Tweede wereldoorlog. In 1945 wordt Jan Wolkers aspirant lid van ARS dat in augustus 1945 nieuw leven wordt ingeblazen. De Haarlemse schilder Kees Verwey gaf vanaf 1946 op zaterdag middag les. In de jaren 50 schommelde het ledental tussen 40 en 50. De doelstelling van de vereniging werd verruimd tot de “bevordering van beeldende kunst” en niet langer werd slechts de teken- en schilderkunst beoefend.
Tot 1963 vond de jaarlijkse ledententoonstelling van ARS plaats in de Lakenhal. Na een verschil van mening over de selectie van werken werden de ledententoonstellingen voortaan in het eigen gebouw gehouden.
21ste eeuw
Na de grondige renovatie in de jaren 80 en de herontdekking van het in de 17de beschilderde cassettenplafond is de vereniging ARS opnieuw tot bloei gekomen. De vereniging telt nu ruim 90 leden en wekelijks vinden ruim 400 cursisten hun weg naar ruim 30 cursussen in het ARS gebouw om zich te bekwamen in de beeldende kunsten.
ARS organiseert daarnaast ongeveer 15 tentoonstellingen per jaar in haar galerie
April 2015
Bronnen:
- Leids Kunstlegaat. Uitgave van Ars Aemula Naturae, 1974
- Leiden, De geschiedenis van een Hollandse stad deel 3 1795-1896
Uitgave 2004 Stichting Geschiedschrijving Leiden - Leids Jaarboekje 1913